28 okt Digitalisering is geen electoraal verdienmodel
Van verkiezingsbelofte naar praktijk – (laatste) deel 21
De verkiezingsprogramma’s voor 2025 laten een opvallend patroon zien: alle partijen erkennen het belang van digitalisering, maar vrijwel niemand weet er realistisch mee om te gaan. Van de VVD’s belofte om deepfakes binnen een uur offline te halen tot GroenLinks-PvdA’s streven naar volledig transparante algoritmes: grootse ambities botsen met technische en organisatorische werkelijkheid.
Drie stromingen, één probleem
De politieke partijen zijn onder te verdelen in verschillende benaderingen op het gebied van digitalisering:
- Het veiligheidstheater (o.a. VVD, JA21): beloftes die daadkrachtig klinken, maar technisch onhaalbaar zijn.
- De beschermers (o.a. PvdD, ChristenUnie, BBB): een defensieve houding, met nadruk op risico’s en regulering, maar zonder duidelijke uitvoeringsstrategie.
- De transformatoren (o.a. GroenLinks-PvdA, D66, CDA): plannen om de overheid ingrijpend digitaal te hervormen, maar met onderschatting van de complexiteit en lange doorlooptijd van systeemverandering.
Wat deze stromingen verbindt, is een overschatting van maakbaarheid. Partijen beloven resultaten binnen één kabinetsperiode, terwijl digitalisering internationale samenwerking en jarenlange investering vraagt. Nederland kan wetten aannemen over algoritmes, maar de grip op Amerikaanse en Chinese techbedrijven blijft beperkt.
De prijs van overschatting
De kloof tussen politieke belofte en technische realiteit heeft gevolgen. Burgers raken teleurgesteld wanneer ambities niet worden waargemaakt. Ambtenaren krijgen opdrachten die praktisch onuitvoerbaar zijn. En structurele problemen, van digitale ongelijkheid tot kwetsbare cyberinfrastructuur, verdwijnen naar de achtergrond omdat ze minder mediageniek zijn dan snelle symbolische maatregelen.
Aan de andere kant van het spectrum staat de PVV, die digitalisering grotendeels negeert en zich beperkt tot afwijzing van de digitale euro. Ook dat is riskant: geen visie betekent geen strategie, en daarmee verliest Nederland aansluiting bij internationale en technologische ontwikkelingen.
Een weg vooruit
Effectief digitaliseringsbeleid vraagt om drie verschuivingen:
-  Van theater naar vakmanschap. Politieke ambities moeten beter aansluiten bij technische realiteit. Dat vraagt om meer expertise in fracties en uitvoeringsorganisaties, én om politici die bereid zijn zich te laten corrigeren door vakkennis.
- Van nationale illusies naar Europese realiteit. Een puur Nederlandse AI-fabriek kan moeilijk concurreren met Silicon Valley of Shenzhen. Via Europese samenwerking, zoals de Digital Services Act, kan Nederland wel degelijk invloed uitoefenen.
- Van revolutie naar evolutie. In plaats van complete systemen omgooien, ligt de winst in gerichte verbeteringen. Denk aan verplichte digitale vaardigheden in het basisonderwijs, zodat elke leerling basiskennis van cybersecurity opdoet. Of het instellen van een laagdrempelig digitaal loket waar burgers één keer hun gegevens invoeren in plaats van telkens opnieuw. Ook het verplicht toepassen van open standaarden bij nieuwe ICT-projecten kan verspilling voorkomen en innovatie stimuleren. Zulke stappen zijn niet spectaculair, maar leveren wél direct merkbare voordelen op.
Gemeenschappelijke grond
Ondanks verschillen in stijl en accenten delen vrijwel alle democratische partijen kernwaarden: bescherming van privacy, democratische controle op macht en zorg voor kwetsbaren. Dat biedt aanknopingspunten voor een brede digitaliseringsagenda die niet draait om partijpolitieke profilering, maar om structurele versterking van de digitale samenleving.
Digitalisering is geen terrein voor snelle electorale winst. Het vraagt om vakmanschap, lange adem en samenwerking voorbij partijgrenzen. Alleen dan kunnen we de stap maken van ambities op papier naar tastbare resultaten in de praktijk.

